top of page

Uitspraak Innova Energie B.V.

Bijgewerkt op: 22 nov 2022


















De rechtbank Amsterdam heeft op 10 oktober 2022 een opmerkelijk vonnis gewezen in de zaak Innova Energie B.V.

Wat speelde er?

Op 23 oktober 2018 ging Flexenergie B.V. failliet. De getroffen klanten kregen een nieuw leveringscontract bij Innova Energie B.V. Ook aan de consument in deze procedure heeft Innova per 1 november 2018 medegedeeld dat zij de nieuwe energieleverancier is en haar een variabel leveringsovereenkomst gestuurd. Omdat de tarieven dusdanig hoog waren in vergelijking met het oude contract, heeft de consument de overeenkomst opgezegd en 3 facturen onbetaald gelaten. Zij was van mening dat haar oude contract nageleefd moest worden.

Omdat sprake is van een consumentenzaak, is de kantonrechter verplicht om ambtshalve te toetsen of aan de precontractuele en contractuele informatieplichten voldaan is, die een energiemaatschappij moet nakomen bij het sluiten van een overeenkomst. Voor deze beoordeling, moet duidelijk zijn welk contract tussen de consument en Innova is gesloten. Op 24 januari 2022 is een tussenvonnis gewezen en op 10 oktober 2022, gepubliceerd op 21 oktober 2022, heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen.


Wat zegt het tussenvonnis?

De kantonrechter gaat in haar tussenvonnis uit van twee mogelijkheden ingeval van een faillissement van een energieleverancier, gebaseerd op de uitleg van het Besluit leveringszekerheid.[1] Ofwel de overnemende energiemaatschappij neemt op basis van een overeenkomst met de failliet de klanten over, overeenkomstig artikel 2 lid 5 van het Besluit leveringszekerheid, dan wel de overnemende energiemaatschappij neemt de klant, na verdeling, over op basis van een aanwijzing van de ACM conform artikel 2 lid 6 van het Besluit. In het eerste geval gaat de oude overeenkomst mee over naar de nieuwe leverancier, in het tweede geval is sprake van een nieuwe overeenkomst tussen leverancier en de consument, aldus de kantonrechter.

Omdat niet duidelijk is hoe de overgang van de energieovereenkomst van de consument naar Innova heeft plaatsgevonden, wordt Innova in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven.


Uitspraak 10 oktober 2022

In haar nadere toelichting, stelt Innova dat sprake is van een soort tussenvorm, namelijk dat de ACM wel heeft ingestemd met de overdracht van de klantenportefeuille door de curator, maar zonder enige vrijheid van contracteren, waarbij alle aansluitingen zijn overgegaan naar 1 leverancier en waarbij een modelcontract met variabele tarieven is afgesloten.

De kantonrechter concludeert dat geen sprake is geweest van een aanwijzing door de ACM op grond van artikel 2 lid 6 van het Besluit en acht de nadere toelichting van Innova onvoldoende. De kantonrechter komt vervolgens tot het oordeel dat sprake is van een overname op grond van artikel 2 lid 5 b van het Besluit, waarbij de energieovereenkomst zoals die bestond tussen de consument en Flexenergie is overgenomen onder de voorwaarden die golden bij Flexenergie.

Het handelen van Innova kwalificeert daarom als oneerlijke handelspraktijk, omdat Innova de overgenomen klanten had moeten berichten dat zij de overeenkomsten van Flexenergie heeft overgenomen onder gelijkblijvende voorwaarden.


Geeft deze uitspraak de gewenste duidelijkheid?

Laten we eens kijken naar het proces zoals dat beschreven is in het Besluit leveringszekerheid. Op het moment dat een energieleverancier verwacht dat hij de energielevering niet meer kan garanderen, moet dit gemeld worden door de leverancier of een netbeheerder bij de ACM. Vervolgens vindt overleg plaats tussen ACM, de landelijke netbeheerder en de leverancier, eventueel met diens bewindvoerder of de curator. Als ACM na dit overleg er niet van overtuigd is dat de levering van elektriciteit en of gas aan kleinverbruikers is gegarandeerd, dan neemt zij een besluit tot intrekking van de vergunning. In dat geval treedt een zogenaamde vensterperiode in van 10 werkdagen. Deze periode vangt aan op het moment dat ACM het besluit tot intrekking van de vergunning neemt en eindigt op het moment dat het besluit tot intrekking van de vergunning in werking treedt. Deze vensterperiode kan nog eenmaal verlengd kan worden met 10 dagen, indien de leverancier, diens bewindvoerder of curator kan aantonen dat de levering gegarandeerd is en binnen enkele dagen weer aan alle vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. Gedurende de vensterperiode mag de kleinverbruiker het leveringscontract niet opschorten of opzeggen. Het contract is feitelijk bevroren en de levering gaat door.


Restverdeling

Als direct duidelijk is dat niet langer aan de plicht tot levering kan worden voldaan en een onderbreking van de levering dreigt, kan de intrekking direct in werking treden en vindt op dat moment de zogenoemde «restverdeling» conform artikel 2 lid 6 van het Besluit plaats. Hierbij worden kleinverbruikers die op dat moment een leveringsovereenkomst hebben met de in problemen verkerende leverancier op basis van het marktaandeel, verdeeld over de overige leveranciers. In dit scenario eindigt de oorspronkelijke leveringsovereenkomst en krijgen de kleinverbruikers een nieuw contract voor onbepaalde tijd onder de voorwaarden van de nieuwe leverancier. Dit is bepaald in artikel 2 lid 6 c.


Doorstart/overname

Het andere scenario is dat na maximaal 20 dagen een doorstart of verkoop plaats vindt. Bij een doorstart of verkoop op basis van artikel 2 lid 5 b van het Besluit, wordt het klantenbestand zo spoedig mogelijk overgedragen aan ƩƩn of meer andere vergunninghouders, die de levering van elektriciteit aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten. Mocht een doorstart of verkoop niet lukken na het verstrijken van maximaal 20 dagen, dan vindt op basis van artikel 2 lid 6 alsnog een restverdeling plaats, zoals hiervoor geschetst.


Maar hoe zit het dan met de voorwaarden uit het oorspronkelijke contract?

Artikel 2 lid 5 b van het Besluit zegt alleen dat het klantenbestand moet worden overgenomen en de levering voortgezet, maar zegt niets over of de levering onder dezelfde voorwaarden moet worden voortgezet of niet. Dat is ook niet zo gek, omdat de vraag of het contract onder dezelfde voorwaarden of niet moet worden voortgezet, bepaald wordt door de privaatrechtelijke verhoudingen tussen partijen en een kwestie van onderhandeling is, waarin het Besluit leveringszekerheid niet kan ingrijpen.


Stel dat artikel 2 lid 5 b dusdanig zou moeten worden uitgelegd dat inderdaad de voortzetting van de levering onder dezelfde voorwaarden plaats moet vinden, dan zal in de huidige markt de koopprijs van het klantenbestand of het bedrijf dusdanig aantrekkelijk moeten zijn, dat dit de exorbitante inkoopprijzen van energie dekt, om zo de oorspronkelijke leveringsvoorwaarden te kunnen handhaven. Het lijkt dan niet heel waarschijnlijk dat veel partijen staan te juichen om een klantenbestand over te nemen.

Dan lijkt het veel aantrekkelijker de vensterperiode uit te zitten en over te gaan tot het scenario van de restverdeling, waarbij de overnemende energieleveranciers wel nieuwe voorwaarden mogen overeenkomen met de klanten. Een route die mogelijk dan wel het gewenste resultaat zou kunnen opleveren, te weten redelijke tarieven, is dat de ACM een maximumtarief vaststelt op basis van artikel 95b lid 3 Elektriciteitswet.


Kortom, de schoen blijft wringen tussen een vrije markt en overheidsregulering. Het hoger beroep staat nog open in deze zaak, wellicht geeft dit nog een andere kijk op de zaak.

[1] Besluit van 14 februari 2014, houdende regels inzake voorzieningen in verband met de leveringszekerheid (Besluit leveringszekerheid elektriciteitswet 1998)



Ā 
Ā 
Ā 

Comments


bottom of page